Onderzoek naar interprofessioneel leren tijdens COVID-19

4 maart 2021

Opleiders, aios en onderwijskundigen omarmen de meerwaarde van interprofessioneel opleiden. Maar in de praktijk gebeurt het nog weinig. Behalve tijdens de eerste COVID-19 golf. Toen vielen schotten weg en bleek van elkaar leren ineens vanzelfsprekend. Wat kunnen we van die periode opsteken? In opdracht van Opleiden 2025 doet het Radboudumc daar onderzoek naar.  

‘Het gat tussen de wenselijke situatie en de praktijk was ineens veel kleiner dan in de reguliere setting’, zegt psycholoog Natasja Looman over de eerste COVID-19 golf in het voorjaar van 2020. Looman is promovendus en projectleider Interprofessioneel Opleiden in het Radboudumc. ‘Zorgverleners van alle specialismen en functieniveaus werden met open armen ontvangen. ‘Waar kunnen we jou het beste inzetten, wat kan jij goed?’ was een van de eerste vragen als je op de COVID-19 afdeling binnenkwam.’ Volgens Looman is dat de basis van interprofessioneel samenwerken: ‘Dat je van jezelf goed weet wat je kunt en ook wat je niet kunt. En dat je vervolgens weet wie je moet inschakelen als je andere expertise nodig hebt.’

Samen sterk

Fedde Scheele, gynaecoloog en voorzitter van het deelproject Interprofessioneel opleiden van Opleiden 2025: ‘Interprofessioneel werken en leren klinkt vrij vanzelfsprekend. Als een patiënt met een complex probleem komt is een eendimensionale oplossing vaak niet de beste. Dan kan een advies vanuit meerdere invalshoeken beter aansluiten en sta je samen sterk. Hoe je interprofessioneel leren optimaal neerzet in een leerwerksituatie is nu nog veelal uitproberen en verdient meer onderzoek.’ 

Het Radboudumc doet al enkele jaren onderzoek naar interprofessioneel leren. ‘We weten in grote lijnen wat werkt en wat niet werkt, maar we zien ook dat het niet meevalt om in de bestaande structuren de slag naar de praktijk te maken’, zegt Nynke Scherpbier, associate professor Interprofesional Education en hoofd Eerstelijns vervolgopleidingen in het Radboudumc. ‘We horen van aios dat in de eerste COVID-19 golf de samenwerking tussen specialismen heel snel op gang kwam. Aios en supervisoren kregen vaak andere rollen dan ze gewend waren en dat leidde tot nieuwe afspraken: ‘Wat kan ik en wat kan jij en hoe regelen we het met elkaar?’ De meerwaarde van samen optrekken in een crisissituatie werd breed gevoeld. Maar tegen het einde van de eerste golf, toen de aandacht weer verbreedde naar de reguliere zorg en de opleidingsplannen, kropen mensen toch weer terug naar de eigen eilandjes.’ 

Eén team, één taak

Welke elementen maakten dat de COVID-19 zorg voor aios leerzaam was? Wat is daarvan wel te vertalen naar de reguliere opleiding en wat niet? Dat proberen de onderzoekers in beeld te krijgen via ongeveer twintig kwalitatieve interviews met aios en supervisoren. Uit de eerste interviews blijkt dat aios die te gast waren in de COVID-19 setting meer het gevoel hadden ‘erbij te horen’ dan tijdens normale omstandigheden, als ze bijvoorbeeld stagelopen op een andere afdeling. Looman: ‘Waarschijnlijk komt dat doordat het voor iedereen heel duidelijk was dat ze elkaar echt nodig hadden. Eén team met één taak: optimale patiëntenzorg. Aios gaven in de interviews aan dat er meer waardering werd getoond voor hun inzet, dat ze het prettig vonden om bevraagd te worden op hun eigen expertise en dat er meer tolerantie was als ze eens iets niet wisten. Dit zou je in de reguliere setting natuurlijk ook graag willen zien.’ 

Looman vervolgt: ‘COVID-19 roept een stressreactie op en in tijden van stress gaan we anders denken en reageren. Dan zijn er ineens andere dingen mogelijk. Aios gaven in de interviews bijvoorbeeld aan dat ze, omdat iedereen op de afdeling druk was, sneller geneigd waren om eerst samen met andere aios iets uit te zoeken, in plaats van meteen de supervisor te raadplegen. Gaandeweg ontdekten ze hoe leuk en leerzaam het is als iemand met een ander specialisme net een andere kijk op de zaak geeft. Uit de interviews komt naar voren dat dit voor aios echt de krenten in de pap waren.’ 

Observatiestudies

Interprofessioneel leren wordt volgens Scherpbier nogal eens gezien als een cursus in samenwerken. ‘Samenwerken is geen doel op zich. Het is een middel om samenhangende zorg op de juiste plek te bieden. Cruciaal is dat je als arts weet waar je beperkingen liggen en inziet wanneer je andere expertise nodig hebt.’ Uit verschillende observatiestudies blijkt dat aios te weinig over elkaar weten, totdat ze met elkaar gaan samenwerken. Scherpbier: ‘Je moet als het ware aan den lijve ondervinden wat het je oplevert om met andere specialismen op te trekken.’ 

Goede elementen identificeren

Looman: ‘De eilandjes in de zorg zijn een eeuwenoud patroon. We hoeven niet te verwachten dat er moeiteloos één geheel van te maken is. Het goede nieuws is dat zorgverleners interprofessioneel werken en leren al wel in hun repertoire hebben, Als dat niet zo was, dan zou dat op een cohort afdeling ook niet lukken. Nu is het zaak om de goede elementen uit deze crisissituatie te identificeren en te implementeren in de reguliere opleidingen.’ 

De onderzoekers verwachten voor de zomer van 2021 met resultaten te komen. Plan is om een praktische toolbox ‘Interprofessioneel opleiden’ voor opleidingsgroepen te ontwikkelen waarin de uitkomsten van het onderzoek meegenomen worden.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door de researchgroep van de Radboudumc Health Academy en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. De onderzoeksgroep bestaat uit Rozemarijn van der Gulden, Lotte Bus, Wietske Kuijer-Siebelink, Lia Fluit, Natasja Looman en Nynke Scherpbier.

Bekijk ook